Ieder jaar op 15 maart zijn de Hongaren vrij van school en werk om de opstand in 1848 tegen de Habsburgers te vieren. En wat wij Nederlanders met het begrip 'feestdag' associëren komt niet helemaal overeen met de Hongaarse opvatting hiervan. Het politieke bewustzijn en de geschiedenis van Hongarije spelen op 15 maart tot op vandaag nog de belangrijkste rol.
De naam Sándor Petőfi is een veel gehoorde naam die dag. Deze dichter was dan ook de sleutelfiguur van de revolutie. Veel straten in Hongaarse steden zijn naar hem vernoemd. Op 15 maart 1848 droeg Petőfi zijn bekendste werk - 'Nemzeti Dal' (het lied van het volk) - voor aan de menigte opstandelingen op het Vörösmartyplein. Ook presenteerde hij hier de beroemde 12 punten die vanaf die dag als belangrijke doelstellingen werden gezien. In een ander gedicht van hem -'15-ik marcius' - pleit Petőfi voor vrijheid voor de Hongaren en spreekt hij het volk toe dat ze vooruit moeten kijken en niet langer achteruit.
Namelijk na de verdrijving van de Turken in 1683, die in Hongarije toen al 150 jaar lang de macht hadden, kwam Hongarije onder de macht van het Habsburgse Rijk. In de achttiende en negentiende eeuw werd het nationale bewustzijn in vele Europese landen steeds belangrijker en begonnen de opstanden. De vrijheidsstrijd van 1848 was de eerste belangrijke opstand in Hongarije tegen de Habsburgers. Deze was niet direct van grote invloed, maar jaren later in 1867 hebben ze toch een compromis bereikt en kreeg Hongarije een gelijkwaardige status ten opzichte van Oostenrijk. De opstand in 1848 is achteraf dus van groot belang geweest en wordt nog ieder jaar herdacht op 15 maart.